maandag 21 januari 2013


Hoofdstuk VI (vervolg)

De vereniging Rekkense Inrichtingen
deel 2, Paviljoen de Kiefte
(19-02-1979 tot 30-03-1982)

Op 19 februari 1979 werd ik overgeplaatst naar Paviljoen "de Kiefte". Mike Pöttger en Eddy Kip van de Haar waren me al voorgegaan. Zij waren al een maand of twee op de Kiefte. Het was een hele verandering voor mij, want je had daar veel meer vrijheden. De Kiefte fungeerde als 'sluis-paviljoen', wat inhield dat het de bedoeling was om van daaruit op kamers of terug naar familie te gaan.
Het team van groepsleiders bestond uit:
Martin Leander (hoofdleider), Johan Dammuller (assistent-hoofdleider), Jos de Wolf, Eugene van Weyk, Wim van Bergen, Henk Klos, Aart Goossensen, Helmut Golias en Francien Kroekestoel. Er was ook nog een stagiëre die Jerry Pieters heette. Met deze laatste kon ik erg goed opschieten. We gingen wel eens uit in Enschede en altijd liepen we op de terugweg van Haaksbergen naar Rekken over dat donkere landweggetje, dat naar Oldenkotte leidde. Aan de ene kant de weilanden, aan de andere kant het veen en geen enkele straatlantaarn. In het pikkedonker vertelden we elkaar dan griezelverhalen en fantaseerden over "witte wiev'n" en "Bult'n Bertus". Deze laatste was een griezelige legende over een bultige figuur, die in het veen rondspookte en diep in de nacht de waakhonden van de naburige boeren de stuipen op het lijf joeg met z'n pijnlijke gehuil.

Mijn leven op de Kiefte zou dus heel anders worden. Op de Haar was je gewend dat om half elf 's avonds de stroom uitging. Dan kon je niet meer lezen of naar muziek luisteren. Op de Kiefte was dat anders. Daar lag het accent veel meer op het individu, terwijl op de Haar juist het groepsgebeuren centraal stond. Dit zou voor mij de belangrijkste verandering zijn. Tot dan toe had ik mij steeds moeten aanpassen aan de groep. Hoewel ik op de Haar ook wel zoveel mogelijk alleen was, had je daar toch ook een heleboel 'groeps-activiteiten'. Drie keer in de week verplicht sporten (waar ik een bloedhekel aan had), ingedeeld in groepjes op vaste tijden douchen, op vaste tijden verplicht beneden met elkaar tv kijken, op zaterdag met de hele groep verplicht schoonmaken, enz. enz.
Nu kon ik me veel meer met mezelf bezig houden. Het was dan ook in deze tijd, dat ik struktureel bezig ging met schrijven en tekenen. Omdat ik zoveel alleen was, groeide ik steeds meer uit de groep. Inplaats van dat de dingen beter werden, ging het in geestelijke zin juist slechter en slechter. Had ik op de Haar weinig tijd om te denken, nu had ik álle tijd..  Natuurlijk was ik blij met die vrijheid, blij om eindelijk gewoon dagelijks alleen te zijn met m'n gedachten. Maar goed was het niet. De gebeurtenissen in Coevorden passeerden in rap tempo de revue, de angst voor mijn moeder kwam steeds meer en meer weer naar boven. Zeker op momenten dat ik een weekend naar huis 'mocht' (lees: moest). Maar ja..dát durfde ik natuurlijk niet te vertellen! Stel je voor dat ze het tegen m'n moeder zouden zeggen...
Het schrijven deed ik vooral 's nachts. Ik had een alleraardigst kamertje, dat ik erg knus had ingericht. Op een bureautje had ik een olielamp staan, waarbij ik schreef. Gedichtjes, tekeningen, dagboekstukjes, enz. hadden in de nachtelijke uren mijn volle aandacht. Terwijl iedereen sliep, alles in diepe rust was, was ik alleen met mijn gedachten en gevoelens. Vaak, heel vaak heb ik zo stilletjes voor me uit gehuild om alles dat me was overkomen. Hoevaak heb ik niet gedacht: "waarom..?" Ja, ik koos er zelf voor om zoveel alleen te zijn, maar was het een echte eigen keuze? Ik wílde helemaal niet eenzaam zijn, maar ondanks dat ik overdag best mensen om me heen had en behoorlijk 'aanwezig' kon zijn, was ik diep van binnen toch intens eenzaam. Waarom kon ik met niemand praten? Waarom kon ik niemand vertrouwen? Waarom durfde ik niet?
Ik kon me steeds minder en minder concentreren op school, wat ook wel te wijten was aan het feit dat ik totaal niet technisch was. Het ging altijd al slecht op school, maar nu werd het alleen maar slechter. Ik bleef hele dagen weg van school en ging inplaats daarvan bij een boer werken of met een boswachter mee naar het bos.
Ook vissen deed ik veel. Als we spijbelden, hadden we vaak een vast stekkie onder de brug over de Berkel, vlak bij het dorpje Rekken. Ik had van mijn vader een telescoophengel gekregen, met de woorden dat ik er heel voorzichtig mee moest zijn, want hij had tachtig gulden gekost! Nou....dat zeg je niet tegen de verkeerde!! Op zekere dag, toen ik weer van school wegbleef, ging ik met een vriendje onder de brug zitten. Hengel uit de tas gehaald en de dop van de hengel eraf. Ik wilde hem in één keer helemaal uitzwaaien, zoals ik dat wel vaker deed, alleen....ik had de dop er aan de verkeerde kant afgehaald. Eén voor één zag ik de delen van de hengel in het water verdwijnen: ploep, ploep, ploep... Weg hengel, weg tachtig gulden! Dat heb ik overigens nooit aan mijn vader durven vertellen, want ik wist hoe gek hij met dat ding was geweest. Maar daar was het leed nog niet mee geleden. Het noodlot wilde, dat we in Rekken een politieagent hadden, een brigadier. 'Opper' de Bruin... Opper de Bruin was een soort vaderlijke, veldwachter-achtige politieman, een beetje een soort Bromsnor. Hij was streng, rechtvaardig, sterk en had een natuurlijk overwicht op ons Rekkense Rakkers. Nee, met Opper moest je het niet aan de stok krijgen, daar wilde je maar al te graag naar luisteren.
Terwijl ik nog bezig was  met het verlies van mijn dierbare hengel klonk opeens van boven ons een zware, donkere basstem: " Als de heren even naar boven willen komen? Als ik beneden moet komen hebben de heren een probleem!" Oh jee...! Het zal toch niet waar zijn, hè? Die stem... Met de schrik om het hart klauterden we onder de brug vandaan en daar stond ie: leunend tegen de reling, pet wat naar boven geschoven, armen over elkaar: Opper de Bruin. "Hebben de heren nog wat gevangen, behalve slechte cijfers..?" We vroeger ons maar niet af, hoe hij dat wist. Opper de Bruin wist die dingen gewoon, hij kende z'n rakkertjes maar al te goed. Tsja..even later vonden we onszelf terug in de kamer van de schooldirecteur, die achter z'n bureau zat. Achter ons, met de handen in onze nek, Opper: "Zijn deze van u, directeur?" Afijn, je snapt het al, lezer, Opper de Bruin was in alles altijd een maatje te groot voor ons. En natuurlijk mochten we dan 's middags na het nablijven dat hele takke-eind naar de inrichting teruglopen. Vijf of zes hele lange kilometers...

In die tijd ging mijn arme, geliefde Kreidler kapot en moest ik op de fiets naar school.
Dat kwam zo:
Als ik op het schoolplein aankwam, was het vaste prik om de brommer zó neer te zetten, dat hij met het achterwiel tegen de fietsrekken aan stond. Als ik dan uit school kwam, rende ik op een drafje naar het fietsenhok, sprong over het fietsrek, zo op het zadel van de brommer, starten en weg! Dat was stoer, zeker als je dat op je achterwiel deed. Ik had hem altijd alleen maar op het stuurslot en op zekere dag gebeurde het dat enkele jongens m'n brommer verplaatst hadden voor de grap. Dat zou me niet weer overkomen en dus: brommer op slot! Met een kettingslot door de bagagedrager en het fietsrek. En toen ging de bel. Ik rende naar het fietshok, sprong op de brommer als een volleerde cowboy op zijn paard, en croste weg.. Maar waar die herrie toch ineens vandaan kwam...? Ik keek achterom en zag achter mijn brommer een fietsrek bungelen met nog enkele fietsen eraan vast. Helemaal vergeten dat ik de brommer op slot gezet had.... En tot overmaat van ramp moest ik nog voor straf nablijven ook!
Afijn, toen mijn vader het hele verhaal ter ore kwam kreeg ik een nieuwe brommer van hem. Hij had eerst nog geprobeerd om een brommer van het zelfde merk uit het "Stinkgat" in Coevorden te halen, maar die brommer bleek niets meer waard te zijn. Hij had gehoopt dat daar nog wat goede onderdelen aanzaten, maar helaas, pindakaas. Dus kreeg ik een andere. Ik was dat weekend thuis geweest en werd die zondagmiddag teruggebracht naar Rekken met de auto. Op de Kiefte aangekomen, bleek er niemand te zijn. Ze waren allemaal naar een film toe. Ik weet zeker dat mijn vader dat helemaal niet erg vond, want nu hoefde hij niet mee naar binnen. Mijn vader was niet zo goed in die dingen. Mijn brommer, een oranje Puch met een hoog stuur en een klein ei-tankje, werd van de aanhangwagen gehaald, nog even een hand en een omhelzing en toen ging hij weer. Er was ook een jongen bij, die ik me niet herinnerde van vroeger, maar die mijn zwager bleek te zijn. Hij was in maart 1978 met mijn zus Tineke getrouwd, maar daar kan ik me tot de dag van vandaag niets van herinneren, hoewel ik wel bij die bruiloft aanwezig was geweest.

In de zomer van 1979 kreeg ik voor het eerst een beetje verkering met een zekere Anja Borckink, het zusje van de toenmalige schaatskampioene Annie Borckink. Anja zat bij mij op school, net als het meisje waar Mike later verkering mee kreeg, Erina Bruil, van Taxi Bruil. Nu ik verkering had, bracht ik elke vrije minuut door op het schoolplein, in het zwembad, of elders op bekende 'hangplekken' in Eibergen. Zo waren we ook vaak te vinden op het veldje achter de Huve, een soort cultureel dorpshuis of zoiets.
Ik lette plotseling veel meer op mijn kleding en op mijn uiterlijk. Ik weet nog dat het mode was om in een spijkerbroek te lopen waar zo'n wit biesje over de zijnaad heenliep. Dus kocht ik zo'n broek van mijn kledinggeld en was gelijk honderd gulden armer. Nieuwe 'cowboy'-laarsjes, met van die schuine hakken en een puntige neus en een flitsend colbert-jasje deden de rest. De snelle boy op z'n stoere, opgevoerde Puch, deed z'n intrede in de Eibergse "jeugd-scene"! Lang heeft de pret echter niet mogen duren, want toen Anja's ouders erachter kwamen dat ik van de inrichting was, mocht ze niet meer met mij omgaan. Maar ik had niet de indruk dat ze dat zo heel erg vond. Ik heb me eerst even twee weken in zelfmedelijden en liefdesverdriet gewenteld en daarna ging het leven weer z'n gewone gangetje.
Omdat ik nog altijd meespaarde met m'n oude paviljoen de Haar voor de vakantie naar Italië, kon ik ook nu weer mee en dit keer ging de reis naar Piëtra Ligura, ook bovenin Italië. Dit was trouwens kort voordat de verkering uitging, want ik herinner me nog, dat ik een bootje voor m'n meisje had gekocht, dat helemaal uit schelpen gemaakt was. Dat ding had me nog vijfentwintig gulden gekost, maar dat deed me niets want ik was verliefd tot over m'n oren! Een week na mijn terugkomst uit 'spagetti-land' was het uit. Arme ik...
Ik had ook iets voor m'n ouders gekocht. Een soort klompbootje van hout, waar een fles wijn in hoorde. Daar had ik nog een fles wijn in gedaan om daarna het hele ding in te pakken in kadopapier. Omdat ik uit Italië regelrecht naar Coevorden ging, had ik het kadootje voor m'n vriendinnetje ook bij me. Toen m'n moeder zag, wat voor ding dat was en hoorde hoe duur het was geweest, beet ze me in de gang toe: "Zo? Dus een meid is belangrieker dan dien moe?! Mooi is dat.!" Ik was toen net zeventien jaar.

In het najaar van 1979 leerde ik Connie Minnema kennen. We kenden elkaar al wel van de school, maar in die tijd werden we ook echt vrienden. Ze moest uit school altijd direct naar huis om te helpen op de boerderij van haar vader, die streng katholiek was. We hadden geen verkering ofzo, maar waren gewoon goede vrienden. We gingen steeds vaker met elkaar om en deden van alles samen op de boerderij. Samen die paar koeien melken, samen de schuren opruimen, samen door de weilanden struinen en natuurlijk samen uitgaan. Totdat ik op een kwade dag van haar hoorde, dat haar ouders gingen emigreren naar Frankrijk, waar haar vader een grote boerderij had gekocht. Dat was echt een hele klap voor me.. Eindelijk had ik een maatje, een soulmate, met wie ik over van alles en nog wat kon praten. Natuurlijk was er ook nog Mike, maar die vriendschap vervlakte wat, mede doordat hij verkering had. Nee, Connie was echt een maatje. Ze voelde de dingen aan en vaak hadden we maar een half woord nodig om elkaar te begrijpen. En nu ging ze weg... Ze zou nog maar één week in Eibergen zijn en dan vertrekken. Die laatste schooldag heb ik haar toen naar huis gebracht en een eindje van de boerderij vandaan hebben we toen afscheid genomen. We beloofden elkaar om contact te blijven houden en zodra zij in Frankrijk was aangekomen, zou ze me het adres opsturen. Ik beloofde haar dat ik het volgende jaar bij haar zou komen, al wist ik op dat moment totaal niet, hoe ik dat in vredesnaam moest klaarspelen. Na nog wat getreuzel en wat tranen zijn we uit elkaar gegaan, zij naar huis en ik? Ik fietste maar wat verloren rond in de regen. Zelden heb ik me zo verschrikkelijk eenzaam gevoeld als toen op dat moment.
Nog diezelfde maand (november) ben ik gestopt met school. Het ging gewoon niet langer. Ik kon me totaal niet meer concentreren op al die technische vakken en omdat daar het grootste deel uit bestond, heb ik er toen maar een punt achter gezet. Een les-begeleidster van de inrichting vond dat ik daar wel goed aan had gedaan, maar ze zei wel dat ik dan iets anders moest leren. Dat is er nooit van gekomen. Ina Wansink heette ze en ze was getrouwd met Bert, een belasting-adviseur. Ze liet me een beetje klussen op hun verbouwde boerderij, waar ik het eigenlijk best naar de zin had. Ze lieten me gewoon m'n gang gaan en vielen me niet lastig met allerlei moeilijke vragen of adviezen. Dat ging zo ongeveer een driekwart jaar zo door, een periode, waarin ik meer en meer in mezelf gekeerd raakte. Ik kwam bijna niet meer in Eibergen en ik ging m'n groepsgenoten zoveel mogelijk uit de weg. Ik wilde gewoon alleen zijn. Ik probeerde geen vriendschappen meer aan te knopen, want dan zou je toch zien dat diegene dan weer wegging ofzo. Die teleurstelling had ik nu een paar keer gehad en dat hoefde voor mij niet meer. 's Avonds leefde ik eigenlijk, als de andere jongen in bed lagen. Dan zat ik op m'n kamertje urenlang na te denken over "vroeger", zoals mijn moeder dat altijd noemde. Vaak schreef ik het één en ander op, in de hoop op die manier de dingen van me af te kunnen zetten. Een lichtpuntje was, dat ik daadwerkelijk naar Frankrijk mocht en dat die dag dichter en dichter bij kwam. Ik verlangde er naar om haar terug te zien.
Toch was ik ook wel bang. Bang om voor het eerst in mijn leven helemaal alleen naar het buitenland te gaan en dan nog wel naar een land, waarvan ik de taal niet kende.
Ik had van Martin Leander, de hoofdleider, geld gekregen voor de vakantie en ik zou met de trein gaan....

Einde deel 2
Lees over mijn vakantie in:
Rekkense Inrichtingen deel 3
"Vakantie in Frankrijk"

3 opmerkingen: