Hoofdstuk V
De vereniging Rekkense Inrichtingen
deel 1, Paviljoen de Haar
(15-11-1977 tot 31-12-1978)
Het weekend was voorbij en de maandag was aangebroken.
Maandagmorgen, 15 november 1977. In huis ging het gewone leven van alle dag zijn gang.
Ik geloof dat m'n broertje Bert en m'n zus Heidi gewoon naar school moesten, hoewel ik me dat niet meer precies kan herinneren. Van mijn zus Tineke weet ik alleen dat ze werk had in Coevorden, bij een bedrijf dat Weber heette.
Rond tien uur die ochtend kwam John Bakkers met twee mensen van de inrichting. Er was eerst de gebruikelijke kennismaking en een praatje over van alles en nog wat, om de spanning een beetje weg te nemen.Daarna een paar formaliteiten, het inladen van de weinige kleren die ik had nog een laatste kop koffie en dan op weg.
Ik was blij om uit dat vrselijke huis weg te zijn, maar ontspannen was ik zeker niet! Integendeel, ik was bloedzenuwachtig en ook eigenlijk best wel een beetje bang. Nu kwam ik dus eindelijk in een tehuis, waar ik behoorlijk veel wilde verhalen over had gehoord van de jongens in het Poortje. Het moest er wel tien keer zo streng zijn als in het Poortje en als je probeerde weg te lopen en ze pakten je op, ging je naar een speciaal jeugdwerkkamp. Natuurlijk had ik het grootste deel van die verhalen niet serieus genomen, maar ik dacht toch wel: waar rook is, is vuur...
Die twee menseen van de inrichting hadden zich voorgesteld als Koos Sluiter, groepsleider en Bernhard Wissink, hoofdleider. We reden in de auto van de hoofdleider, een oranje volkswagen golf. Ergens onderweg stopten ze om even wat te drinken. Dat was waarschijnlijk alleen bedoeld om mij wat meer op m'n gemak te stellen, want hoe langer we reden, hoe banger ik werd. Ik durfde geen woord te zeggen in de auto en antwoordde alleen als mij iets gevraagd werd. En dan nog deed ik dat zo voorzichtig en beleefd mogelijk.
Toen we eenmaal op het terrein van de inrichting waren vertelde Bernhard Wissink het één en ander over de gebouwen. We reden langs een schoolgebouw waarvan hij zei, dat ik daar naar school zou gaan. Uiteindelijk aangekomen bij het hoofdkantoor, waar we eerst naar toe moesten, was ik inmiddels behoorlijk verbaasd. Ik had nl. goed rondgekeken terwijl Bernhard vertelde, maar hoe ik ook m'n best deed, ik kon nergens tralies ontdekken. Ook toen we later bij het paviljoen kwamen, waar ik terecht zou komen, zag ik geen tralies. Integendeel: er waren zelfs gewone ramen, die gewoon open konden. (Dat was in het Poortje niet zo.) Op straat liepen gewoon jongens en meisjes rond, die net van school kwamen en naar hun paviljoen liepen. Binnen was het best gezellig ingericht, vond ik. Eé van de jongens was net bezig de tafel te dekken voor het middageten en zei dat hij me zometeen wel even zou rondleiden. Hij had zich voorgesteld als Mike Pöttger. Hij en ik zouden vanaf die dag dikke vrienden worden. Hij liet me later de kamer zien waar ik zou slapen en dat bleek een hele kamer te zijn voor mezelf! Niet groot, maar helemaal voor mij alleen..!! Dat was een ongekende luxe, want ik had nog nooit in mijn hele leven een kamer helemaal voor mij alleen gehad. Die kamer lag precies boven de voordeur, in het midden van het gebouw. Het werd ook wel "het torenkamertje" genoemd; klein, maar oh zo knus. Alle paviljoes op dat terrein hadden een eigen naam. Zo heette mijn nieuwe 'thuis' paviljoen "De Haar".
Langs datzelfde weggetje (eigenlijk de hoofdweg) lagen ook nog de paviljoens "de Brem", "Kienveen" (dit zou enkele weken later worden afgebroken), "de Kiefte (sluispaviljoen), "Op den Berg" en de "Wakel". Het hele terrein, waar deze paviljoens en het hoofdkantoor (met winkeltje) stonden, had ook een naam: "Deeskensveld" en was bedoeld als jongensafdeling. Zo was er ook een meisjesafdeling: "Gelders End". Van deze afdeling kan ik me nog drie paviljoens herinneren: "Hijhorst", "Reinskamp" en "Grolle". Als scheiding tussen deze twee afdelingen liep een landweg, dat van Haaksbergen naar de Duitse grenspost Oldenkotte leidde. Aan dat weggetje lagen ook de school, waar ik naartoe zou gaan en een wat afgelegener paviljoen, "de Leemcule". Die school heette de "Koningin Wilhelmina School", door iedereen kortweg de "KWS" genoemd.
Nu ik ook op "de Haar" zat, waren we met z'n tienen:
René van de Tuin, Frans de la Combé, Eddy Kip, Henk van de Ende, Mike Pöttger, Simon Bauer, Jan Willems, Gerard Boerboom, Freddy Barendrecht en ik. Toen Simon Bauer later, in 1978, naar de "Kiefte" ging, werd aan dit zooitje ongeregeld op zeker moment de vermaarde Jaap van Buren toegevoegd. Deze jongen stond al in z'n eerste twee maand bekend als "houder van het wegloop=record". Hij kwam uit Apeldoorn en stotterde heel erg, vooral wanneer hij kwaad was. Telkens, als hem iets maar even niet aanstond, liep hij weg en liftte naar zijn moeder in Apeldoorn en telkens werd hij dan weer opgehaald door een groepsleider. Als hij dan weer binnenkwam, waren z'n eerste woorden altijd: "Ik loop tóch zo weer weg!" En verduld als het niet waar was: enkel dagen later was hij dan weer verdwenen...
Het team van groepsleiders dat ons 'in bedwang' moest houden bestond uit:
Bernhard Wissink (hoofdleider), Louis Ordelmans, Remi Altena, Gerrit Kits (assistent-hoofdleider), Koos Sluiter, Katrienes Schonewille, Bert Nieuwenhuis en Ton van de Broek. Als stagiëre was er ook nog Jos Kuiper.
Zoals ik al zei, was Bernhard de hoofdleider, maar hij was ook mijn absolute favoriet in die dagen. In het begin moesten we nog 'meneer' tegen de groepsleiders zeggen, maar vanaf januari 1978 mochten we gewoon de voornaam gebruiken. Bernhard noemde mij al vrij snel "Strontboer", vanwege m'n drentse dialct dat ik nog steeds sprak. Hij was iemand die weliswaar heel erg streng was, maar ook heel rechtvaardig en flexibel. In tegenstelling tot andere groepsleiders was hij bereid om een gokje te wagen en een jongen wat meer ruimte te geven, als hij het idee had dat die jongen dat aankon. Zo 'mocht' ik al na twee weken een weekend naar huis, terwijl het regel was, dat iedere jongen de eerste maand op de inrichting bleef.
In dat weekend (27/28 november, 1977) kreeg ik van m'n moeder een grote doos mee, waar m'n sinterklaas-kadoo in zat. Ik zou nl. op sinterklaas-avond in rekken zijn. Mijn moeder had er een briefje bij gedaan, waar in stond dat ze die aan het schrijven was, terwijl ik in de huiskamer naar de tv keek. Ze deed er in die eerste tijd alles aan om het mij zoveel mogelijk naar de zin te maken. ( ze moest toch een goeie indruk maken bij de kinderrechter en bij m'n voogd...) Zo zag iedereen wat voor "liefdevolle" en "zorgzame" moeder ze was...
Maar goed, terug naar de inrichting.
Ik moest al vrij snel naar die "binnenschool", zoals de KWS ook wel heette. Het was eigenlijk niet echt een school, want je mocht er je eigen lessen-pakket samenstellen, als er maar Nederlandse Taal en Rekenen bij zat. Verder zocht je het zelf maar uit. Dus zat ik al vrij snel op karate, judo, gitaarles, Engels, Frans, kookles, accordeonles, fotografie, boogschieten, type-les en nog een paar van dat soort creatieve uitspattingen. Helaas echter mocht dit niet zo lang duren. Na drie-en halve maand op die school te hebben rondgehuppeld, moest ik naar de LTS in Eibergen. Dat was begin maart, 1978. Ik kwam toen in de tweede klas van de metaal-bewerking. Dat vond men het beste voor mij, omdat ik dat in Coevorden ook gedaan had. Als men toen iets meer naar mij had gekeken en geluisterd, was ik zeker op de Mavo terecht gekomen en had ik mijn talen-knobbel kunnen ontwikkelen. Maar helaas: het heeft niet zo mogen zijn. Ik was daar op de LTS een bizar slechte leerling. Het enige waar ik altijd hele goede cijfers voor haalde was voor Nederlands, Engels, Geschiedenis, Biologie en Maatschappijleer. Verder was ik in alles veruit de slechtste van de klas. Nou moet ik erbij zeggen, dat ik ook absoluut niet mijn best deed in die vakken, die mij niet interesseerden. Wat kon het mij nou schelen, van wat voor legering een bepaald metaal gemaakt was, of hoe je een stukje metaal moest bewerken? Belangrijk voor mij was, hoe je moest schrijven, hoe een bepaalde zin moest lopen, wat goed en wat fout nederlands was. Hoe je een recept moest maken voor het koken, hoe bepaalde bouwstijlen waren ontstaan. Of hoe en waarom bepaalde onrechten in de maatschappij ontstonden en hoe je die kon oplossen. Dat waren dingen die mij interesseerden! Wat moest ík nou met een stuk metaal..?!
En dan die boog- en buks lessen... Ik had zelfs een keer mijn leraar op de 50 meter baan overtroefd door zowel met de boog als met de buks alles in de "bulseye" te schieten. En koken: daar was ik echt een kei in! Tsja..en de natuur.. Ik was altijd al gek op de natuur en een echte buitenjongen. Zes weken proberen te overleven in de bossen in de omgeving tijdens een survival-periode. Ik was de beste!! Dat was tenminste leuk! Heel wat anders dan dat gebazel van een stel uit hun nek lullende stropdassen, die dachten dat ze het allemaal zo goed wisten!
Op acht juni 1978 kreeg ik voor het eerst een brommer. Een heuse, ras-echte Kreidler. Iedereen reed in die dagen op Yamaha's en andere brommers die voorzien waren of werden van zoveel mogelijk glimmend chroom en andere toeters en bellen, terwijl mijn ouwe Kreidler een behoorlijk ouwe en lelijke verschijning was. Maar...ik ging er wèl iedereen mee voorbij! Ik had hem dan ook nog geen week, of ik had m'n eerste bekeuring al te pakken.
Kernwoorden voor die tijd waren: spijbelen, de beest uithangen, uitgaan en vechten. De jongens van de inrichting hadden nl. in het dorp de naam behoorlijk "heftig" te zijn en zeker op die LTS in Eibergen was dat zo. Daar keek iedereen tegen je op en dat had toch wel wat. Eindelijk stelde je iets voor en ik had dan ook altijd wel een hele groep jongens èn meisjes (!!) om me heen, samen met al eerder genoemde Mike, die ook op de LTS zat. Wij tweeën waren gewoon "the coolest boys in town". Altijd samen, ook als we uit mochten op donderdag, vrijdag en/of zaterdag. Dan gingen we naar Abbink in Eibergen, of op de fiets naar de Pauw in Groenlo, terwijl andere jongen van de inrichting naar Haaksbergen gingen. Natuurlijk kwamen wij daar ook wel eens, maar meestal hadden we dan een groep maten uit Eibergen bij ons en dan gingen we alleen om de 'countryzanger' Ben Steneker te dwarsbomen. Er was ook nog een andere tent, "de Bron", maar meestal moest de eerste het ontgelden. De mensen van die kroeg 'Steneker' hadden ooit eens tegen ons gezegd, dat we Eibergse strontboeren waren en dus hebben we ze eens getrakteerd op een melkkarretje vol stront. Eén van de jongens had nl. zo'n klein fietskarretje waar zes melkbussen inpasten. Die hebben we rondom dichtgemaakt, volgeschept met natte mest en zo op de fiets naar Haaksbergen. Daar aangekomen hebben we dat karretje direct ín de brede deuropening van de kroeg omgekiept. Vervolgens natuurlijk heel hard wegfietsend...
Natuurlijk was het niet zo, dat ik totaal onhandelbaar was, of veel te agressief.
Helemaal niet zelfs. Op de inrichting zelf was ik zelfs erg rustig en bijna altijd alleen. In de groep paste ik dan ook nergens bij. Alle andere jongens kwamen uit het westen, terwijl ik uit het oosten kwam en met een zwaar drents accent sprak. Vandaar ook de bijnaam "Strontboer". De helft van de tijd was ik in de weilanden en in de bossen in de omgeving. Hier en daar werkte ik vaak bij een boer of ging ik met een stel boeren mee op de jacht als drijver. En als ik niet buiten was omdat het weer dat niet toeliet, of omdat het te laat was, was ik altijd op mijn kamertje. Ik sprak met bijna niemand van de andere jongens, behalve dan met Mike en heel af en toe met een groepsleider over koetjes en kalfjes. Ik vertrouwde niemand en liet dus ook nooit zien, wat ik dacht of voelde. Hoewel ik aan de ene kant erg gelukkig was dat ik niet meer thuis woonde, was ik aan de andere kant toch eigenlijk best wel eenzaam. Een beetje een einselgänger.
Waar ik voorheen in Coevorden altijd alleen was, daar was ik nu weer alleen. Zij het ietwat rustiger, maar dat was slechts aan de oppervlakte.
Mijn gedrag als ik uitging was dan ook niet zo zeer gewelddadig ofzo. Het was eigenlijk veel meer een uitlaatklep voor jaren opgekropte spanning. Mijn verleden was een probleem, waar ik niet mee klaar kon komen. Zeker toen nog niet.
Zo was ik een heel andere jongen dan de rest van de groep. Niemand van hen kwam ook maar op het idee om bij een boer te gaan werken of bij een boswachter. Dat was gewoon ondenkbaar. Voor de meesten waren andere dingen belangrijk, zoals mode, macho-gedrag en criminele uitspattinkjes. Net als in Groningen hadden de meeste jongens op de inrichting al kennisgemaakt met de meest uiteenlopende misdrijven, terwijl ik van de meesten daarvan nog niet eens wist dat ze bestonden! Als iemand het in het begin bijvoorbeeld over 'dealen' had, wist ik zelfs niet wat dat betekende...
In de zomer van 1978 ging ik voor het eerst naar het buitenland. We kregen in die dagen 15 gulden zakgeld en daar moesten we iedere week een knaak (fl.2,50) van inleveren voor de vakantie in Italië. Voor mijzelf was deze vakantie een ware belevenis! Tien jongens, acht groepsleiders en één stagiëre (Jos Kuiper). Allen in de auto's van de groepsleiders, op weg naar Diano Marina in noord italië. Voor zover ik me kan herinneren had Katrienes een gele Toyota, Bert Nieuwenhuis een blauwe Citroën, Gerrit Kits de dure, groene Mercedes, Koos Sluiter een blauwe Diane en Bernhard Wissink een oranje Golf. We zijn ruim anderhalve week in Italië geweest en in die tijd werden er ook uitstapjes gemaakt naar Monaco enzo. Daar, in Monaco, zag ik voor het eerst in m'n leven een echte, heuse Rolls Roys bij het paleis van Monaco staan op een binnenplaats van waaruit je een geweldig uitzicht had op de enorme jachthaven met haar luxe jachten. Enkel van onze jongens kwamen nog in aanraking met de politie, omdat ze geprobeerd hadden iets te stelen.
Ik heb daar in Italië ook voor het eerst foto's gemaakt van ons allemaal. Hoewel ik toch al wel het één en ander van fotograferen wist (fotografie-les op de KWS) beging ik toch een superstomme fout. Toen het rolletje vol was, heb ik hem er in de haast zomaar uitgerold... Weg foto's!! Dat was enorm balen en ik heb dan ook de Italianen een paar rasechte drentse termen bijgeleerd. Bij dit soort voorvalletjes ontplofte ik volledig en vloekte en schold ik alles aan elkaar. Maar verder was die vakantie werkelijk een hoogtepunt. Het was heerlijk weer en ik had nog nooit echte bergen gezien, buiten die paar heuvels in Limburg. We hadden allemaal weliswaar maar fl 25,00 (10.000 Lire) bij ons, maar ik heb me prima vermaakt! Toen we op een dag in Monaco waren kreeg ik een handtekening van Donna Summer, die daar aan het filmen was. Ik had stomweg de mazzel, dat ik alleen was met een groepsleider, Bert Nieuwenhuis, omdat de andere jongens met de groepsleiders naar een casino waren voor een uitstapje. Iedereen wilde de rijkdom en de glitterlampjes zien, terwijl ik veel meer op had met al die schitterende jachten en het kasteel. Later, in ons appartement wilden verschillende jongens die handtekenening wel kopen. Verderop in het jaar is toen toch maar die handtekening verkocht, want ik hechtte er eigenlijk niet zo aan. Maar ik heb er wel lekker voor gevangen: 15 piek! Dat was toch maar mooi een week zakgeld en daar kon je weer lekker voor uitgaan.
Op 5 december was het sinterklaas-avond.
We hadden lootjes getrokken en iedereen moest een surprise maken.
Door één van de groepsleiders werd de zak met alle kadootjes ergens in het bos verstopt en via een speurtocht moesten we toen maar zien dat we ze vonden. Ik kan me nog herinneren dat ik me heel erg behaaglijk voelde. In Coevorden had ik die sfeer nooit zo ervaren. Daar kreeg ik wel een sinterklaas kadootje, maar altijd met de woorden: "Hest 'et wa niet verdiend, moar veuruut.."
einde Inrichting deel 1